Liberalisme meer dan ooit nodig

In Brussel Deze Week van donderdag 8 februari 2007 verscheen een interview met Annemie NEYTS over het liberalisme naar aanleiding van 100 jaar liberalisme in Sint-Agatha-Berchem. Een gesprek over het liberalisme, Brussel, Vlaanderen, Europa en veel meer.

 

Brussel – Nu zondag 11 februari vieren ze in Sint-Agatha-Berchem honderd jaar liberalisme. Niet dat 1907 voor de rest een belangrijk jaar was voor de Liberale Partij. “We vieren dit jaar wel de zestigste verjaardag van het Manifest van Oxford,” zegt Annemie Neyts, minister van Staat en europarlementslid voor de VLD. Een gesprek over het liberalisme, Brussel, Vlaanderen, Europa en veel meer.
‘Het liberalisme zoals ik het zie, is meer dan ooit nodig,” zegt Annemie Neyts. “Blijkbaar verlaten politici om ik weet niet wat voor redenen het publieke domein om zich meer en meer bezig te houden met de microaspecten van het leven van de mensen. Die willen meer veiligheid, en wensen dat de overheid hen bijna individueel beschermt tegen risico’s, ongemakken en onvoorziene dingen. La chose publique verdampt, en dat is geen goede zaak. Ik heb serieuze bezwaren tegen het feit dat politici of journalisten zich meer en meer bemoeien met de allerprivaatste, persoonlijke aangelegenheden van de mensen. Het houdt natuurlijk ook verband met al die Big Brother-toestanden, Robinson Island, Stanley’s route en whatever, waarbij men de werkelijkheid virtualiseert en het virtuele verwerkelijkt. En dan krijg je van die aandoenlijke toestanden zoals een oproep om het licht uit te doen tussen vijf voor acht en acht uur. Da’s om te lachen.”

“Het liberalisme, dat teruggaat tot Montesquieu, blijft actueel: de scheiding der machten, de scheiding tussen kerk en staat. De hele revival rond religie vind ik niet onverdeeld positief, al was het maar omdat de hele religieuze hiërarchie uitsluitend uit mannen bestaat (lacht).”
Onlangs laaide het hoofddoekendebat weer op in Brussel.
Annemie Neyts: “Ik zat, samen met Roger Lallemand, ooit de commissie voor de interculturele dialoog voor. Over het hoofddoekendebat heeft de commissie gezegd dat er drie houdingen mogelijk zijn: ofwel een algemeen verbod, ofwel een algehele toelating, ofwel de stelling dat mensen die een gezagsfunctie uitoefenen, geen uiterlijke tekenen mogen dragen van religieuze, filosofische of politieke voorkeur. Het meest onrustwekkende vind ik wel vrouwen in sjiitische klederdracht te zien, in het zwart, met bedekte handen en gelaat. Daar word ik boos van. Maar ik word ook kregelig als ik een ultra-orthodoxe joodse vrouw zie die haar haren heeft afgeschoren en een pruik draagt, en lange rokken en ondoorzichtige kousen. Ik weet genoeg over én de geschiedenis van de mode én over feminisme, om er me scherp van bewust te zijn dat het lichaam en de klederdracht van de vrouw altijd de inzet van maatschappelijk debat zijn geweest. En wanneer mannen zich met zoveel zorg buigen over de hoofddeksels van vrouwen, dan ben ik daar niet helemaal gerust op.”

“Waarom zou je trouwens de hoofddoek voor de vrouw verbieden wanneer Pakistaanse mannen in de nightshop wel hun Pakistaanse klederdracht mogen dragen? Er moet wel in elke school een vertrouwenspersoon zijn, bij wie elk meisje dat onder druk gezet zou worden, terechtkan. We moeten alert zijn voor het feit dat in bepaalde wijken in Brussel religieuze proselieten families financieel steunen als hun dochter een hoofddoek gaat dragen. Maar ik denk niet dat je dit oplost door te zeggen: ‘Het mag niet.’ Dan wordt het nog moeilijker op te sporen. Scien­tology, waarvan men geneigd is te zeggen dat het een sekte is, opent op de Waterloolaan een tempel, en dat gaan we niet verbieden. De Getuigen van Jehova: als je die niet verbiedt… Het dragen van die hoofddoek is traditie, een stuk religie, en een stuk symbool van vrouwelijkheid. Je moet stekeblind zijn om het raffinement niet te zien, om niet te zien hoe mooi dat is. Ik kan mij daar nogal over opwinden.”

Is dat geen breder debat: hoe we moeten omgaan met interculturaliteit?
Neyts: “Ik vind dat Brussel daar zeer goed mee omgaat, als u bedenkt dat de rellen – enfin, relletjes – van 1993 zowat het zwaarste is dat we meegemaakt hebben. Het klinkt misschien pretentieus, maar we doen het veel beter dan de Nederlanders. Dat komt ook omdat ons zelfbeeld niet zo sterk is, wij zijn geen chauvinisten. En wij hebben in België altijd een verstandige huisvestingspolitiek gevoerd, met vooral christendemocratische en socialistische verantwoordelijken – als liberaal kan ik dat toegeven. We hebben meestal het verstand gehad om sociale woningen te spreiden, om minder torens te bouwen. We hebben weinig buurten die in lelijkheid en onmenselijkheid wedijveren met de Franse banlieues. Het is geen toeval dat de grootste moeilijkheden bestaan in Anderlecht, in de Grondelsstraat en zo, waar die torens staan, die lelijke gedrochten.”

U blijft in de Vijfhoek wonen.
Neyts: “We willen er niet weg, neen. Het is er onmiskenbaar op vooruitgegaan, al ben ik het niet eens met alles wat men doet. Wat ik het leukste vind, is dat er opnieuw meer mensen hier komen wonen. Maar tegelijk maakt men het het autoverkeer zo moeilijk mogelijk. Je moet je toch nog een beetje kunnen verplaatsen? En dan gaat men parkeerplaatsen beperken of de rijweg versmallen. Ik baal van die manie om mensen voor te schrijven hoe ze moeten leven, hoe ze zich moeten verplaatsen, wat oorbaar is en wat niet. Mijn man en ik zijn altijd weg uit Brussel op de autoloze zondag. Een stil protest is dat.”

Er komen federale verkiezingen aan. Hoe schat u een verdere staatshervorming in? Is een uitbreiding van Brussel wenselijk?
Neyts: “Ik vind dat een zeer slecht idee. Je hebt nog een paar neuralgische punten in de randgemeenten – dat heeft veel te maken met de karakters van de mensen die daar actief zijn, zowel langs de ene als langs de andere kant. In de kroon daarrond heb je geen problemen, ook al wonen er veel Franstaligen.”

“Ik geef u op een blaadje: als je morgen Linkebeek of Kraainem bij Brussel voegt, dan zit het spel weer op de wagen en krijg je boel in Dilbeek, Tervuren en Overijse, om van Zaventem nog maar te zwijgen. Dus ik zeg neen. Je moet, en ik heb het over Pascal Smet, onvoorstelbaar naïef of zeer weinig vertrouwd met de situa­tie buiten Brussel zijn om dat gevaar niet in te zien. Grondgebied sta je trouwens pas af als je in open veld verslagen wordt (lacht). Le Corbusier heeft nog voor de Tweede Wereldoorlog geschreven dat de economische, culturele en sociologische invloedssfeer van een grootstad bijna nooit samenvalt met de administratieve grenzen van die stad. Je zult altijd behoefte blijven hebben aan overleg met het omliggende gebied.”

Zal Brussel-Halle-Vilvoorde ooit gesplitst worden?
Neyts: “Misschien vinden ze nog een oplossing. Maar als er niet gesplitst kan worden zonder een prijs te betalen, dan hoeft het voor mij niet. Ik vind dat dit dossier opgehouden heeft prioritair te zijn kort nadat alle politieke partijen zich gesplitst hebben. Dat was het einde van de overmacht van de Brusselse federaties.”
“De splitsing is niet meer vitaal. Ze was belangrijk toen Franstalige politici ongebreideld campagne kwamen voeren tot aan de grens met Henegouwen. Nu doen die dat niet meer.”

Inmiddels praten Vlamingen en Franstaligen steeds minder met elkaar.
Neyts: “Ik vind dat zeer erg. We weten nauwelijks wat er in Franstalig België gebeurt, laat staan in Frankrijk. Vlaanderen lijdt aan een acute vorm van nombrilisme, navelstaarderij. Ik zit te wachten tot het voorbij zal zijn, het is echt verschrikkelijk. Er is een onthutsend grote mate van onverschilligheid over alles wat er buiten Vlaanderen gebeurt. En ‘buiten Vlaanderen’, dat begint in Brussel, hé. Feitelijk is Vlaanderen alleen bezig met zichzelf. Hoeveel ruimte maakt men nog vrij voor buitenlandse berichten? Dat zal zich wreken. Leterme die naar Qatar gaat, waar gaat dat over (zucht)?”

Er bestaat ook nauwelijks interesse voor Europa.
Neyts: “Waar ik mij het meest aan erger, is dat de regeringen hun bevolking de waarheid niet vertellen. Dat men niet zegt: ‘Luister, wij zitten elke maand samen in Brussel, en daar nemen we samen beslissingen. Maar vaak is er geen beslissing, omdat we het niet eens zijn.’ Dát zeggen ze niet, en dat dreigt de Unie de das om te doen. Er bestaat een groot verschil tussen woord en daad. Als je sommige EU-leiders als Barroso – ik ben geen grote fan van de huidige commissievoorzitter – hoort spreken, dan moet de EU al de grote problemen van deze tijd kunnen oplossen: werkloosheid, sociale bescherming, klimaatverandering, demografische uitdagingen zoals de vergrijzing, de globalisering, internationaal terrorisme, internationale misdaad… En dat met amper één procent van het bruto binnenlands product van álle lidstaten als budget? Nu, één procent van het bbp van het rijkste deel van de wereld, dat is natuurlijk veel geld. Maar de lidstaten, die besteden zelf gemiddeld tussen de 35 en 45 procent van hun respectieve bbp’s. Als je dat uitlegt, dan begrijpt iedereen meteen waar het over gaat. Maar it’s a dirty secret, hé. Men zou eindelijk eens mogen zeggen waar de grenzen liggen: ‘Met één procent van het bbp kun je slechts zóveel doen,’ punt.”

Moet de zetel van het Europees parlement in Straatsburg blijven?
Neyts: “Voor mij mag dat veranderen. Men heeft dat indertijd zo beslist en ik heb niet de gewoonte om de Verdragen in vraag te stellen. Voor Brussel zou een overheveling niet veel veranderen, het zal niet voor extra overlast zorgen. Maar voor mijn buitenlandse collega’s, die nu drie weken per maand in Brussel zijn, hier dikwijls een appartementje huren of gekocht hebben, en dan nog één week per maand naar Straatsburg moeten, maakt dat wel een groot verschil uit. Zeker voor de Oost-Europeanen, want die moeten naar Frankfurt of naar Basel vliegen, en dan per autobus naar Straatsburg. Dat is echt niet leuk meer.”

“Ik vind overigens dat de relaties tussen de Europese instellingen en de stad beter zijn dan vroeger. Ik ben opgegroeid in Etterbeek, en als je het mij vraagt, dan is het Jourdanplein véél gezelliger dan toen ik een klein meisje was.”

Tot slot: bent u kandidaat bij de volgende federale verkiezingen?
Neyts: “Er is nog niets beslist. Maar… er heeft nog nooit een Vlaamse liberaal van en in Brussel-Halle-Vilvoorde zoveel stemmen gehaald als ik, dus ze zouden niet verstandig zijn om geen beroep te doen op mij.”
Dirk Volckaerts, Steven Van Garsse © Brussel Deze Week